(onderstaande brief schreef ik afgelopen zondag op LinkedIn. Steeds maar weer om de aandacht van de politiek en de publieke opinie te verkrijgen voor onze medewerkers en ons onderwijs)
Je zou er maar aan moeten willen beginnen, de baan die u enkele jaren geleden hebt aanvaard. Ik weet wat het is om in de voetsporen van voorgangers te treden. Je treft er mooie en goede dingen aan, je treft er ook minder mooie dingen aan. Processen die in gang zijn gezet en waar je met goed fatsoen niet zomaar een streep door kunt zetten. Hoewel?
In uw geval waren de erfstukken van uw voorganger, staatssecretaris, niet de fraaiste. Ambitieuze plannen die spoedig moesten worden omgevormd. Onderwijs 2032 werd curriculum.nu. Oude wijn in nieuwe zakken? In ieder geval had de oude wijn al spoedig een nare smaak gekregen. De smaak die over is gebleven van eerdere veranderingen in het onderwijs bij een van uw voorgangers. Veranderingen die desastreus bleken te zijn voor de kwaliteit.
Het lerarenregister was een ander erfstuk voor u. Ook dat duurde even voordat u er vanaf kon komen, maar uiteindelijk verdween het via de ijskast naar de achterdeur. Tenminste dat is wat ik er inmiddels van weet. Het schoolleidersregister was inmiddels zover doorontwikkeld dat we het daar maar niet meer over hebben.
Dat zijn zo maar wat erfstukken geweest van uw voorganger. U heeft gedaan wat u kon, en voor de ontwikkelingen van curriculum.nu valt verder te vrezen. Miljoenen zijn er uitgegeven. Praat dat nog maar eens naar de uitgang toe. Hoezeer we ook nu al weten dat ook deze verandering niet de verandering is waar het onderwijs op zit te wachten. (de hardcore vernieuwers adviesbureaus en enkele collegae daargelaten). Ik heb werkelijk waar nooit begrepen waarom men denkt dat zo’n grootschalige verandering voor toekomstgericht onderwijs van bovenaf aangestuurd dient te worden.
Ik zie namelijk prachtige veranderingen in het basisonderwijs. We hebben zoveel ruimte om zelf ons curriculum op maat aan te passen. Mijn geloof in deze aansturing van bovenaf is volledig verdwenen.
Maar dan, u creëert natuurlijk ook uw eigen erfstukken weer voor uw opvolging. Anders dan uw voorganger leven we in economisch sterke tijden. Het geld klotst tegen de plinten op. Tenminste zo blijkt het uit de berichten. En ik ben oprecht benieuwd.
Welke erfenis wilt u achterlaten voor uw opvolgers?
Niemand heeft ons uit kunnen leggen waarom de salariskloof tussen po en vo leerkrachten reëel zou kunnen zijn. Ook u heb ik het niet horen zeggen. Waarom gaat u er dan niet vol voor om dat probleem in uw periode op te lossen? Waarom verschuilt u zich steeds achter het feit dat het kabinet al voldoende heeft geïnvesteerd? Of ‘dat het geld niet op de juiste plek terecht zou komen’? Met harde afspraken (zie de werkdrukregeling) regelt u als minister dat het geld wel daar zal komen waar het hoort te zijn. In plaats van dat alles strooide u onlangs zand in de ogen, de pers pikte het op. U strooide met geld dat allang was uitgegeven. Deze trucs overkomen ons jaar na jaar. Het is geld dat de sector na jaren van nullijn gewoon de landelijke trend laat volgen. Dat is niet oplossen van het probleem, dat is gewoon loonontwikkeling dat in andere sectoren volstrekt normaal is. Ik ben bang dat u hiermee bewust of onbewust de publieke opinie beïnvloedt.
Ondertussen strugglen we voort. Lopen de directeuren ruim achter op de loonontwikkeling en krijgen zij de ellende van het lerarentekort op hun bord. Juicht de regering over toename van het aantal pabo-studenten, en zien wij dat het absoluut onvoldoende is. Roept u er is voldoende geld, en bemerkt men aan de onderhandelingstafel dat het geboden geld geen ruimte biedt voor overleg. Het is politiek en bestuurlijk gewauwel waar de leerkracht en schoolleider niets aan heeft.
Beste Minister, u zal, net als ik, met ambitie in uw taak zijn gestapt. U zou, net als ik, bij uw vertrek een mooie erfenis achter willen laten. U liet het lerarenregister via de achteruitgang verdwijnen. Onder druk van politieke partijen en het veld zal dat ook met het curriculum gaan gebeuren (en anders merken we de gevolgen over een jaar of tien). Waar u zich echt hard om zou kunnen maken is het dichten van die kloof. Het daarmee aantrekkelijker maken van het vak (lees de OESO rapporten er op na) en het domweg rechtvaardig belonen van een van de belangrijke taken in ons land.
Ieder kind een prachtige basis mee te geven voor hun toekomst en de toekomst van het land waarin zij zullen gaan wonen. Ongeacht hun achtergrond en hun thuissituatie. Dat is het prachtigste vak van de wereld. Wanneer kunnen we u werkelijk als ‘onze Minister’ beschouwen?
Wordt dat uw erfenis na uw ambtstermijn?
Jeroen Goes